Facebooktwitterlinkedin

Vertrouwen is hard werken

Een toezichthouder die uitgaat van “gezond wantrouwen” doet zijn werk niet goed.

Ik word er bijna moedeloos van: uitspraken zoals “toezichthouder [moet] gezond wantrouwen hebben” (Lees hier het FD profiel Mijntje Lückerath 20140825). Als toezichthouders de bestuurder wantrouwen moeten zij hem ontslaan of zelf opstappen, want een wantrouwende relatie is niet duurzaam. En het woordje “gezond” voor wantrouwen maakt het echt niet OK.

De mening van Lückerath staat ook in haar oratie, waarbij zij de toezichtsrol baseert op de agency theory, een rationele keuzetheorie. In deze theorie gaat iedereen permanent volledig voor zijn eigen belang, en in sommige vormen zelfs met list en bedrog. Daarmee is niemand te vertrouwen. Wijlen hoogleraar Ghoshal (INSEAD, LBS) liet in 2005 al zien hoe gevaarlijk en destructief dit soort theorieën zijn.

Wie uitgaat van wantrouwen zendt relatiesignalen uit die door de ander worden opgevangen en hen ertoe aanzet om ook wantrouwend te handelen, zoals geen open kaart spelen en minder twijfel tonen. En dat zijn niet de relaties die tot goed bestuur leiden. Nu is Lückerath niet de enige; als vertrouwensonderzoeker loop ik regelmatig tegen misvattingen over vertrouwen aan.

De eerste misvatting: vertrouwen is niks doen. Als je vertrouwt, dan vraag je niet om toelichting, praat je niet met stakeholders en heb je ook geen accountant nodig om de boeken te controleren. Maar dat is naïef, blind vertrouwen en zulk vertrouwen is niet goed, zeker niet voor toezichthouders. Vertrouwen heeft altijd een basis, vaak informatie en eerdere ervaring met die persoon/organisatie, soms routines. Maar die basis is niet voldoende om zekerheid te geven. Vertrouwen vergt altijd een leap of faith. En dat gaat vaak goed, maar niet altijd. Vertrouwen is hard werken. Het vraagt om moed om die sprong te maken; om reflectie en alertheid om te kijken of de ander ook dat doet wat je hebt afgesproken en verwacht. En, minstens zo belangrijk, verstoringen van vertrouwen zijn onvermijdelijk. Als je dan direct concludeert dat de ander niet te vertrouwen is, dan beland je vaak in onterecht wantrouwen. Beter is om je oordeel op te schorten en om toelichting te vragen met de houding “ja tegen de persoon, nee tegen het gedrag”. Vaak zal blijken dat sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, misverstand of ongelukkig foutje; en kan vertrouwen blijven. Soms is er sprake van bewust schadelijk handelen dat wantrouwen rechtvaardigt.

De tweede misvatting: als je vertrouwt controleer je niet, en als je controleert vertrouw je niet. Want, zo is een diep ingesleten overtuiging, controleren doe je vanuit wantrouwen, om fouten te vinden.
In de vertrouwensliteratuur is recent meer zicht gekomen op de voorwaarden waaronder vertrouwen en control(e) elkaar kunnen versterken, en dat is voor toezichthouders belangrijk; zo kunnen zij de drie rollen van toezichthouders combineren. Voorwaarde 1: regelmatige dialoog tussen bestuur en RvC/RvT over waarden, normen en regels die nodig zijn om als organisatie maatschappelijk verantwoord naar alle stakeholders te opereren. Voorwaarde 2: de wijze van evalueren, beoordelen, belonen en straffen wordt als rechtvaardig beschouwd. Voorwaarde 3: bestuurders hebben het gevoel dat de toezichthouder het beste voorheeft met hen en in hen gelooft (ja zegt tegen de persoon); hen vertrouwt zolang zij dat vertrouwen niet schenden.

Het “lastige gesprek” dat de Commissie Halsema terecht centraal stelt in behoorlijk bestuur is niet mogelijk als de relatie is gebaseerd op wantrouwen, maar wel als er een basis van vertrouwen is. En als het vertrouwen er niet is, dan zeg je eigenlijk nee tegen de persoon en als de hele raad van toezichthouders/commissarissen dat vindt, dan moeten daar consequenties aan worden verbonden vanuit de werkgeversrol. Maar als jij de enige bent, moet je zelf consequenties trekken.

Auteur:
Dr ir Frédérique Six MBA doet onderzoek naar (public) governance puzzels, met name naar de relatie tussen vertrouwen en control(e). Zij werkt bij de Vrije Universiteit Amsterdam en is partner van PIT, Platform Innovatie in Toezicht. Twitter @FrederiqueSix.

Meer lezen: de stukken die in deze reactie genoemd worden:

Oratie Lückerath (2014)
Ghoshal (2005) Bad Management Theories Are Destroying Good Management Practices
Een lastig gesprek, Commissie Halsema

 

 

Facebooktwitterlinkedin