PIT-gever Estafette 2; Arthur Offers door Martijn de Loor



Tweede interview, om een positieve inspiratiebron vorm te geven, met “PIT-gevers”; toezichthouders die in onze ogen PIT en energie hebben én geven aan anderen.
Het ‘stokje’ geeft de interviewer door aan een volgende PIT-gever zodat er een estafette ontstaat met inspirerende positieve voorbeelden.
Heb jij ook iemand die jouw PIT-gever is? Laat het ons weten en, wie weet, wordt die de volgende in de estafette.
Mijn PIT-gever: Arthur Offers o.a. lid RvT Greenwish
door Martijn de Loor, lid RvT Greenwish
Vandaag sprak ik met Arthur Offers, sinds 2003 lid van de RvT van Greenwish, een ondersteuningsorganisatie voor duurzaamheidsinitiatieven te Utrecht. Greenwish bestaat ruim 10 jaar en Arthur is RvT-lid van het eerste uur.
Tot 2001 was Arthur vijf jaar algemeen directeur van de stichting VSB-fonds. Hij werkte vanaf 1992 bij Fortis Nederland. Behalve voor Greenwish is Arthur ook RvT-lid bij de stichting Samenwerking Urgente Noden en de stichting Eigen Kracht Centrale. Verder is hij bestuurder van de stichting Maryska Jansen (steunfonds voor Eigen Kracht Centrale).
Na zijn VUT in 2001 besloot Arthur zonder vergoeding zijn brede ervaring in te zetten om mensen te helpen in RvB’s en RvC’s, om daarmee “… iets terug te geven aan de samenleving en mijn geluk met anderen te delen.” Een van de oprichters van Greenwish leerde hij in zijn VSB-tijd kennen. Op de vraag of hij lid wilde worden van de RvT antwoordde hij aanvankelijk ontkennend: “Het was me te vaag, ik wist niet waar ik mijn geld aan gaf”. Later draaide hij bij, vooral omdat hij geloof hecht aan het belang van een organisatie als Greenwish.
Het is mede vanwege Arthur’s uitgangspunt dat hij zonder vergoeding zijn ervaring en geluk wil delen met maatschappelijke initiatieven dat ik hem als PIT-gever heb gevraagd. Zijn zachtmoedige karakter hielp mee, maar de doorslag gaf zijn “… diepgewortelde gevoel dat alles voor verbetering vatbaar is. Opzij van de maatschappij in een hoekje wordt steeds weer het ei van Columbus uitgevonden. Daarbij zijn velen gemarginaliseerd en die wil ik meer betrekken bij de samenleving. Iedereen moet meedoen. Vele landen hebben het minder dan wij. De welvaart verdient een eerlijker verdeling. Zo worden landen of mensen ook minder bedreigend.”
“Ik zie veel gemakzucht en onverschilligheid in de samenleving, terwijl je ook nieuwsgierig en betrokken kunt zijn. Dan zien we geen ‘zielige’ mensen meer die zijn uitgerangeerd, maar zoeken we naar mogelijkheden om aan hun situatie iets te verbeteren. Zelf zoek ik naar nieuwe evenwichten en kijk voor Greenwish bijvoorbeeld naar de betekenis van hun bijdrage aan de waardering voor en het maatschappelijk belang van kleinschalige duurzaamheidsinitiatieven van onderop. Die initiatieven winnen aan belang waardoor er een nieuwe balans ontstaat, waarmee je maatschappelijk rekening te houden hebt. Die focus op evenwicht biedt me een zekere distantie. Ik laat me niet meesleuren door de goede zaak alleen. Met enige afstand spiegel ik, waardoor men gericht raakt op het eigen doen: ‘waarom deden we dit ook weer?’”
“Ik kan begeesterd raken door wat mensen bedenken of zaken die de maatschappij op zijn kop zetten. Bijvoorbeeld de ideeën achter de Eigen Kracht Centrale, die proberen via het organiseren van conferenties problemen van jeugdigen te láten bij die jeugdigen en hun naaste omgeving (‘the family group conference’) . Dus proberen zélf de oplossing van het probleem aan te dragen en vervolgens de professionals te laten helpen bij de uitvoering daarvan. De ‘eigen’ regie blijven voeren!
De maatschappij is rijp voor allerlei algemene vragen over nut en noodzaak. Ik verzet me tegen instituten, instanties en protocollen die zaken verstarren, zoals DBC’s; persoonlijk heb ik daar een recente ervaring mee in een ziekteproces. Ze komen voort uit handboeken en brengen twee soorten verstarring voort: controle of er volgens het handboek is gewerkt. En het reduceren van mensen tot algemene gemiddelden door ze de maat te nemen langs de meetlat van een DBC. Daarmee verliezen we iedere interesse in de uniciteit van mensen. Individuen worden zo gereduceerd tot hinderlijke, want afwijkende ‘uitbijters’ van de algemene lijn. Die omgang met mensen zie je steeds meer opkomen bij maatschappelijke organisaties die onder steeds grotere efficiency-druk staan.”
“Toezicht wordt volstrekt overgewaardeerd. Tegenwoordig brengen we ‘alles’ onder een toezichtsregime. Maar dat voegt niets toe aan het proces waar toezicht op wordt gehouden. Eerder is sprake van toezicht op toezicht. ik heb mogen bijdragen aan een ‘eerste’ gedragscode voor vermogensfondsen via de vereniging Fondsen In Nederland. Dat ging over lidmaatschapscriteria aangevuld met een aantal gedragingen die je van de leden van de vereniging zou mogen verwachten. Ik voorspel je dat binnen twee jaar toetsingscommissies toezicht gaan houden op wat fondsen doen. We zwemmen zo in de fuik van het vangnet dat we zelf hebben gespannen – eyes wide shut.”
“Ik heb veel respect voor directies die bezig zijn een onderneming op te zetten en te runnen als antwoord op een maatschappelijke vraag. Ik stel mezelf vooraf de vraag, vertrouw ik ze of eigenlijk niet? Toezichthouders worden angstig gemaakt, mede door de verantwoordelijkheid die ze dragen. Er ligt een enorme druk op risicobeheersing en niemand wil investeren als het resultaat niet bekend is. Dat druist in tegen het principe van ondernemen. Wanneer ik geen vertrouwen meer heb in een directie, neem ik er afscheid van. Andersom geldt ook dat wanneer mijn visie niet wordt geapprecieerd, ga ik weg.”
“Besturen en toezichthouden is een kwestie van leren, ervaring opdoen. Leren wanneer het beter is distantie te houden en wanneer je moet ingrijpen. Als je je teveel vereenzelvigt met de organisatie loop je de directie voor de voeten én loop je het gevaar dat je jouw oplossing/ advies zó mooi gaat vinden dat je niet begrijpt dat de directie het niet overneemt. Dat leidt tot frustratie over en weer en bemoeilijkt ieders functioneren. Dit heb ik een paar keer meegemaakt en heeft ertoe geleid dat ik afscheid nam (meestal wel op een regulier moment als de termijn afliep).”
“Mijn blik van boven is niet altijd voldoende om goed begrip te krijgen van het proces waarop ik toezicht houd. Toen mijn kleinkinderen nog jong waren heb ik het meest genoten van de vertrouwensband die ik met ze kreeg als ik ook ‘op de grond’ ging zitten en mee ging kruipen. Dan hoorde ik bij die kinderen en kon ik meedoen met hun spel. Ineens kreeg ik hun perspectief. Dat is bij toezicht ook nodig.”
“Ik denk in de ontwikkelingsprocessen van een onderneming: pioniersfase, doorstarten, beleidsfase, opnieuw beginnen, consolideren, e.d. In iedere fase is de kritische rol van de toezichthouder anders. Start-ups en pioniers maken het meeste mee en daarmee ook de toezichthouders. In de beleidsfase worden die ‘beleefder’ en afstandelijker” Maar steeds gaat het erom of wij ‘uit ons hart’ durven spreken.”
PIT-criteria
Terugkijken op het gesprek lijken de volgende principes leidend te zijn in het wijze waarop Arthur zijn toezicht en ander bestuursfuncties uitoefent:
- respect en vertrouwen in directie en bestuur
- kijken vanuit het perspectief van de ander
- begrip hebben van de fase van het ontwikkelingsproces van de organisatie
- allergie voor ‘DBC’s’ die zaken verstarren en reduceren tot algemene gemiddelden
- gevoel hebben van maatschappelijke doorbraak.
In aanvulling op het laatste punt merkt Arthur nog op dat “… we aan het einde zijn van de grote instituties en verhalen. Er is echt een nieuwe beweging op komst. Nu nog als allemaal kleine initiatieven op allerlei plekken in de samenleving. Dat wordt een grote golf die voor een doorbraak kan zorgen. En voor een nieuw evenwicht. Ik denk dat Greenwish daaraan bijdraagt. Daarom zit ik in hun raad: ze gaan voor maatschappelijke vernieuwing.”
Bilthoven, 28 januari 2014


