Alarmfase Rood voor beschikbaarheid nieuwe toezichthouders? Niet als je anders kijkt…
Zijn er wel voldoende geschikte toezichthouders?
Deze vraag was aanleiding voor nader onderzoek en ik was aanwezig bij de presentatie van de voorlopige bevindingen. De uitkomst van het onderzoek geeft aan dat er geen reden is voor paniek, maar bevestigt mijns inziens dat een eenzijdige focus op kwantiteit voorbijgaat aan het belang van een nieuw type toezichthouder: iemand die vanuit een maatschappelijke verantwoordelijkheid die functie ambieert.
Volgens sommigen zijn (door recent ingevoerde veranderingen in regelgeving) knelpunten te verwachten bij een kwalitatief goede personele invulling van interne toezichthouders.
Het ministerie van Economische Zaken heeft zelfs onderzoek laten verrichten naar de arbeidsmarkt van intern toezichthouders in semipublieke sectoren. Onlangs heb ik de voorlopige bevindingen van het onderzoek gehoord (de definitieve versie wordt in augustus/september verwacht.)
En – overeenkomstig hetgeen door PIT al lange tijd wordt gezegd – de uitkomst van het onderzoek is dat het wervingsprobleem niet groot is.
Deze kwantitatieve conclusie is natuurlijk niet wereldschokkend.
Schokkend is wel dat men voorbij gaat aan de urgentie van de verandering van het type van toezichthouder.
Einstein zei al: Je kan een probleem niet oplossen met de denkwijze die het veroorzaakt heeft.
Als de huidige toezichthouders in het onderzoek aangeven dat zij meer toezichthoudende functies willen uitoefenen, waar blijft dan de noodzakelijke vernieuwing?
Nog erger, want nergens op gebaseerd, is de opmerking dat bij nieuwe kandidaten voor een toezichthoudende functie geen kwaliteit aanwezig is. Komt op mij over als “Wij van wc-eend…..” en ze geven elkaar nog ’n schouderklopje.
Zo loop je in de fuik van groepsdenken en tunnelvisie. Kwaliteit is nl. perceptie van diegene die selecteert waardoor de voorkeur uitgaat naar die kandidaat die het meest lijkt op degene die selecteert.
Ook in de profielen voor nieuwe kandidaten zie je dat terug. Veelal dezelfde beschrijvingen van eigenschappen en het liefst alles gecombineerd; het schaap met de 5 poten.
Maar: er is niet één type toezichthouder, geen ‘one-size-fits-all’.
De context van de organisatie bepaalt waar behoefte aan is. Denk aan bestaansgrond, leeftijdsfase, afstand tot overheid/markt etc.
De functie van toezichthouder kan dus ook verschillend ingevuld worden, afhankelijk van waar behoefte aan is in de organisatie. Logisch dat verschillende personen geschikt zijn om die functie in te vullen.
Het blijft een vreemd fenomeen, zo’n Raad van Toezicht; een groep mensen die zichzelf benoemt en evalueert. Zelfkennis is dus een eerste vereiste, maar daar wringt vaak de schoen.
Een accreditatie van de functie van toezichthouder, waar sommigen in geloven als oplossing, zou alleen tot verdere bureaucratisering leiden met makkelijk meetbare criteria. Vaak zijn dat de bekende, meer technocratische eigenschappen zoals bestuurservaring, sectorkennis en beheersing van risicomanagement.
Terwijl een frisse blik van buiten wonderen zou doen. Een type als “een verbaasde kabouter”, volgens de typering van professor Rienk Gooijdijk; een die zegt: ik snap het niet, leg het nog eens uit.
Nog belangrijker zijn de maatschappelijke criteria die nog nauwelijks genoemd worden; de intrinsieke motivatie om toezicht te houden, waarom en voor wie. Juist de samenleving heeft belang bij het voorkomen van blinde vlekken bij organisaties. Is dat nou net niet de reden waarom de toezichthouder er zit?! Naar zo’n toezichthouder is vraag! En laten er nu voldoende mensen zijn die vanuit die maatschappelijke verantwoordelijkheid die functie ambiëren en willen uitoefenen.
Moet je wel anders willen kijken en zoeken, maar dan vind je het nieuwe type toezichthouder… dichterbij dan je denkt.
Hanske Plenge, juli 2014
Sheep image courtesy of watiporn / FreeDigitalPhotos.net
Button image courtesy of Stuart Miles / FreeDigitalPhotos.net